Column: Heimwee naar de donkere kamer

Albert Brunsting
Albert Brunsting
Foto: Eigen foto

Fotograaf Albert Brunsting lanceerde woensdag zijn mooie boek ‘Eye See’, waarin slechts het topje van de ijsberg van zijn onmetelijke werk te zien is. Prachtige portretten van bijzondere figuren, of het nu de oude dorpsfiguren uit Ruinerwold zijn, of de mooie mensen van de Amerikaanse staat South-Carolina, waar Brunsting in de jaren tachtig mocht verblijven. Een periode die een onuitwisbare indruk op de inmiddels inwoner van Steenwijk heeft achtergelaten, hem ook heeft geïnspireerd tot het werk dat hij in al die jaren daarna heeft gemaakt en nog steeds maakt.

Tijdens ons gesprek ging het natuurlijk ook over de charme van de fotografie. Hij was dan wel geen journalistieke fotograaf, maar maakte in het pre-digitale tijdperk uiteraard gewoon gebruik van de donkere kamer en van ontelbare rolletjes. Nee, je keek echt wel uit hoeveel foto’s je maakte, anders was het rolletje zo weer vol. Brunsting stelde vast dat het niet altijd gezond was om in de doka te werken met al die chemicaliën, al had hij wel een afzuigkap. Het was in zijn ogen een vak apart om een foto op z’n mooist af te drukken, het wonder van het beeld dat langzaam maar zeker op het papier getoverd werd. Je moest wel een vakman zijn om daar een betoverende foto van te creëren.

Kromme Elleboog

Het deed me denken aan de tijd dat we als redactie van de Meppeler Courant aan de Kromme Elleboog nog een donkere kamer hadden, waar mensen als Bert Klinge, Gerrit Russchen en Wilbert Bijzitter hun afwerkterrein hadden. Bert Klinge woonde bijkans in de doka en had daar een heerlijke fauteuil geplaatst. Ik maakte ook wel eens foto’s als dat zo uitkwam, maar gaf het volgeschoten rolletje dan door aan de echte professionals om het resultaat aan het papier toe te vertrouwen, zodat het uiteindelijk ook de krant haalde.

‘Het was leuk om foto’s af te drukken’, zegt Albert Brunsting nu. Maar de bijna onbegrensde digitale mogelijkheden maken het beroep van fotograaf eigenlijk nog meer bijzonder. Kiekjes kan iedereen maken, maar als er techniek en compositie bij komen kijken, kun je het kaf wel van het koren scheiden. Kijk maar eens wat Wilbert Bijzitter de afgelopen weken meemaakte. Deze persfotograaf investeerde op het moment dat hij eigen baas werd, tijd en veel geld in een drone. Dat betaalde zich uit in de zaak rond het gezin in Ruinerwold, want de foto’s van de oud-Meppeler en nu Steenwijker (waarom gaat een Meppeler naar de buren?) gingen de hele wereld over. Niet vaak zal een foto van een regionale fotograaf als Wilbert de New York Times hebben gehaald. Ik wil er maar mee zeggen dat de mogelijkheden dankzij het digitale tijdperk bijna onbegrensd zijn. Toch is er die weemoed naar die goede oude tijd, toen een fotograaf nóg meer op zijn gevoel af moest gaan dan nu. Toen foto’s op het laatste moment met streekbus en trein naar de redactie werden gebracht . Nu gaat dat vliegensvlug rechtstreeks vanaf de camera naar de redactie. Gelukkig heeft Albert Brunsting zijn oude analoge Hasselblad bewaard.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen